Toen ik een kind was dacht ik veel na over de zin van het leven en de dood
Ik herinner me een moment dat ik op het schoolplein stond, naast de zandbak bij de kleuterschool. Deze kleuterschool stond achter de basisschool en de zandbak was aan de basisschool gemetseld. Achter de school was ook een kleine ingang tot het schoolterrein. Als je vanuit de nieuwbouw, waar ik woonde, naar school liep, was het logischer die ingang te gebruiken.
Wat ik me herinner is dat ik vaak alleen ging, meestal niet met mijn broertjes mee. Zij hadden kennelijk wel vriendjes die ze opzochten om met hen mee te lopen. Ik herinner me de meeste wandelingen van huis naar school en terug waarbij ik alleen was en over van alles nadacht. Dat eigenlijk ook wel fijn vond, beetje een einzelgänger dus. Soms vragen mensen veel energie, maar op bepaalde momenten als ik behoefte heb aan gezelschap laadt het me op.
Het voordeel van een school midden in een volkswijk is het feit dat je gemakkelijk thuis kunt eten in de middagpauze. Op het moment van mijn openbaring was ik net terug gekomen van de lunch. Ik stond om me heen te kijken, en ineens realiseerde ik me dat het leven eindig is. Dat er dus ook aan mijn leven een einde zou komen. Een indrukwekkende ervaring. Vanaf dat moment veranderde er voor altijd iets in mijn denken.
Toen ik een puber was worstelde ik waarschijnlijk net als iedereen met mezelf en met de vraag of het leven zin heeft. Het leidde tot een zoektocht die vele jaren zou duren. Ik werd gelovig, maar zwoor het ook weer af. Er is meer tussen hemel en aarde, is mijn credo, maar ik realiseer me ook voortdurend dat «alles wat wij over boven zeggen komt van beneden, ook als we zeggen dat het van boven komt» (citaat van H.M. Kuitert (1924-2017) uit zijn boek «Zonder geloof vaart niemand wel» uit 1974). Deze uitspraak heeft er mede toe geleid dat ik het lidmaatschap van mijn kerkgenootschap heb beëindigd, dat en het feit dat ik daar als homoseksuele man niet mezelf kon zijn. Hoewel het wellicht niet Kuitert’s intentie was, heeft zijn uitspraak mij doen beseffen dat religie en god door mensen bedacht zijn. De hemel als beloning voor het heden, is geen antwoord op de zin van het leven. (Het was Karl Marx die zag dat godsdienst als opium van het volk werd gebruikt; schik je nu maar in het heden, want straks komt de beloning.)
Zingeving zit voor mij in het feit dat ik er toe doe en dat ik dingen doe die er toe doen. Dat geldt toch voor iedereen hoor ik u denken en dat klopt. Het is vanzelfsprekend complexer. Ik wil er toe doen in de context van de mens die ik ben geworden. Want bij zinvol leven hoort ook leren en veranderen. Als mensen in mijn omgeving aandacht hebben voor dit geheel en vervolgens een beroep op mijn vaardigheden en talenten doen ervaar ik dat mijn leven zin heeft. Door daarnaast te werken voor een organisatie met een mooie maatschappelijke opdracht is voor mij het plaatje compleet.
Gaat zingeving dan alleen over werken? Ben ik mijn baan? Vanzelfsprekend is dat slechts een deel van het verhaal. Sinds ik bij Roy ben is mijn leven compleet. Door alle dingen die we samen ondernemen, het leven dat we samen hebben en omdat ik heel erg veel van hem hou. Daarnaast spelen familie, vrienden en collega’s een cruciale rol in mijn leven.
Foto door Hoach Le Dinh op Unsplash